Met verbazing kijk ik al vele jaren naar het feit dat veiligheidsmiddelen zo onevenwichtig worden ingezet.
Vaak worden grote sommen geld om emotionele redenen besteed aan zaken die rationeel gezien nauwelijks risico’s vormen, terwijl veel grotere risico’s onaangeroerd blijven.
Zo dragen duizenden medewerkers in ziekenhuizen, die met ioniserende straling werken, dagelijks dosismeters zonder dat zij enige dosis van betekenis oplopen. Het gaat daarbij om medewerkers van de afdelingen zoals radiodiagnostiek, radiotherapie en radionuclidenlaboratoria. Zij werken daar met radioactieve stoffen of met röntgenstraling en dragen elke dag trouw hun badges. Deze wordt iedere maand ingewisseld voor een nieuwe. De badges worden uitgelezen en de opgelopen dosis wordt genoteerd. Alle meetresultaten worden vastgelegd in het Nationaal Dosisregistratie- en Informatiesysteem (NDRIS) dat in opdracht van het Ministerie van SZW door NRG wordt beheerd. Dit allemaal volgens het Besluit Stralingsbescherming van de Kernenergiewet.
Natuurlijk is het goed bij bepaalde activiteiten of handelingen met bepaalde gevaar bronnen de mogelijke blootstelling te monitoren. Maar uit vele jaren meetresultaten blijkt dat meer dan 95% van de werknemers nauwelijks of geen stralingsdosis oploopt en ver onder de grenswaarde voor de gewone bevolking zit als jaardosis. Behalve bij de cardiologen en enkele cyclotronmedewerkers is zelden of nooit een dosis gevonden. Dit is een aantal jaren geleden aangekaart vanuit een van de universitaire medische centra.
Interessanter zou het zijn om andere groepen medewerkers qua blootstelling aan gevaarlijke stoffen te monitoren. Bijvoorbeeld de medewerkers die cytostatica bereiden of toedienen, de anesthesisten, OK-personeel dat werkt met diathermie, medewerkers in snijkamers die blootgesteld worden aan formaldehyde, xyleen en ethanol enz.
Daarom is een voorstel gedaan het aantal dosismeters voor straling sterk terug te brengen en per afdeling waar met ioniserende straling werd gewerkt nog maar enkele mensen (als representatieve steekproef) zo’n dosismeter te laten dragen, eventueel aangevuld met een ruimtemeting. Dat levert een flinke kostenbesparing op zonder dat dit ten koste gaat van de blootstellingsmonitoring. Het daarmee vrijgekomen geld kan dan worden ingezet voor genoemde andere metingen.
Dit idee is inmiddels door de Gezondheidsraad omarmt en aan de minister voorgelegd. Verschillende ziekenhuizen hebben aangegeven de opvolging van dit advies door de overheid echter af te wachten en zich dan te bezinnen over het (onderbouwd) al dan niet afschaffen of beperken van de persoonlijke dosiscontrolemiddelen voor bepaalde beroepsgroepen in de instelling.
Conclusie: Als een bepaald monitoringssysteem in de wet verankerd ligt, betekent dat tevens een vorm van massatraagheid. Wanneer er inzichten ontstaan dat dit systeem voor een belangrijk deel zijn doel voorbij schiet en dat de middelen veel efficiënter op andere gezondheidsterreinen kunnen worden ingezet, kost het heel veel tijd daar verandering in aan te brengen.
Bij radioactiviteit en straling speelt bij veel medewerkers ongetwijfeld de risicoperceptie (in dit geval angst) een rol: je ziet het niet, je ruikt het niet, je proeft het niet. Daarom gelukkig toch het geruststellende monitoringssysteem.
Maar dat mag geen reden zijn om geen veranderingen door te voeren en middelen op het terrein van blootstellingsbewaking (en daarmee op het terrein van gezondheid) veel efficiënter te gaan gebruiken. We zijn toch verstandige mensen die dit goed kunnen beargumenteren? Of gaat hier het gevoel boven het verstand?
Maatschappelijk is dit vergeleken bij andere, veel grotere, blootstellingen niet goed te verdedigen. Hierin zou meer sturend kunnen worden opgetreden, mede om het grote aantal doden door beroepsziekten significant te kunnen terugdringen. Een eerste stap is dan juist goed te monitoren waar echt slachtoffers vallen door te grote en te lange blootstelling, hetgeen bij de stralingstoepassingen in Nederland zeker niet het geval is. Laten we daar al dat stralingsgeld maar eens voor gebruiken.